Tips & Technieken

Sportprestaties: De beste techniek ontdekt een sporter zelf

Tijdens de Koude Oorlog, en dan vooral tussen 1960 en 1980, behaalde Oost-Duitsland uitzonderlijke sportprestaties succesvol. Op de Olympische Spelen van 1976 behaalden alleen atleten uit de veel grotere Sovjet-Unie meer medailles en bleven de Oost-Duitsers de Amerikanen voor. Ook op de Olympische Spelen van 1972 en 1980 stond Oost-Duitsland in de top-3 van de meest succesvolle sportlanden.

Sportprestaties van Oost-Duitsland op Zomerspelen van 1972, 1976 en 1980


Meeste gouden medaillesTweede in medailleklassementDerde in medailleklassement
1972Sovjet-Unie (50)Verenigde Staten (33)Duitse Democratische Republiek (20)
1976Sovjet-Unie (49)Duitse Democratische Republiek (40)Verenigde Staten (34)
1980Sovjet-Unie (80)Duitse Democratische Republiek (47)Bulgarije (8)

De Oost-Duitse sportprestaties waren het gevolg van dopinggebruik, maar ook van een systematische aanpak van de sport, waarbij atleten van jongs af aan werden getraind op basis van wetenschappelijke methoden. Een van de wetenschappers die onderzoek deed naar dat soort methoden was de Oost-Duitse sportwetenschapper Wolfgang Schöllhorn.

Beste techniek voor sportprestaties varieert met de omgeving en lichaam van sporters

In het kader van zijn promotieonderzoek aan de universiteit van Frankfurt struinde Schöllhorn, in de jaren tachtig sportvelden af op zoek naar de ideale technieken van ’s werelds beste sporters. Hij filmde uitzonderlijke sportprestaties en mat hoe de hoeken tussen hun ledematen veranderden tijdens een stoot, worp of sprong. Tot verrassing van Schöllhorn bleek er in de jaren tachtig een enorme variatie te bestaan in de techniek van de allerbeste atleten in disciplines als het speerwerpen, kogelstoten en polsstokhoogspringen sterk van elkaar verschillen.

‘Wij bestudeerden atleten van wereldklasse’, vertelde Schöllhorn in een verhaal dat ik schreef voor NRC Handelsblad in 2011. ‘Maar we hadden geen idee wélke speerworp van topklasse we nu als model moesten nemen.’

Schöllhorn kwam erachter dat elke atleet te identificeren is door zijn bewegingen korte tijd te registreren en te analyseren met patroonherkenning. In een studie die Schöllhorn onlangs publiceerde in Nature, liet hij zien dat deze techniek ook uitstekend te gebruiken is om mensen te identificeren aan de hand van hun bewegingspatroon, bijvoorbeeld op basis van de manier waarop ze lopen.

Wereldkampioen vinden hun eigen stijl

‘Wereldkampioen word je niet door de vermeend ideale bewegingspatronen van anderen te kopiëren,’ concludeert Schöllhorn. ‘De ideale techniek bestaat niet. Een uitzonderlijk succesvolle atleet heeft uitzonderlijke technieken nodig.’ Succesvolle atleten passen niet in een vaste mal, ze passen zich optimaal aan de omstandigheden en ze gebruiken technieken die passen bij hun eigen lichaamsbouw. Dat wordt onderkend door de constraints-led approach. Als lichamen van mensen zo sterk verschillen, dan is het naïef om te denken dat je wereldkampioen kunt worden door de wereldkampioen na te doen’ zei Geert Savelsbergh daarover in het NRC-verhaal. Tot ’s werelds bijzonderste sportprestaties behoren ook de momenten dat atleten een overwinning behaalden met onconventionele technieken zoals de Fosbury Flop op de Olympische Spelen van Mexico in 1968.

Schöllhorn is niet de eerste wetenschapper die ontdekte dat er opvallend veel variatie zit in het bewegingspatroon van experts of topsporters. Sovjet-neurofysioloog Nikolai Bernstein onderzocht in de jaren vijftig en zestig hamerslagen en ontdekte een verrassende variatie in de trajecten die de hamer van mensen beschrijft bij elke slag.
De grote variatie aan technieken waarmee atleten succesvol zijn, is zichtbaar in talloze sporten zoals tennis en golf. Unieke sportprestatie

Zelfs in een ogenschijnlijk eentonige sport als darts is de variatie verrassend groot. “Met hoeveel kracht hou je die shaft vast, onder welke hoek, en onder welke hoek verlaat de pijl je hand”, zegt Peter Beek daarover. “Al die zaken verschillen, tussen spelers maar zelfs ook wanneer je verschillende worpen van een individuele speler vergelijkt. Van Barneveld verliest van een dartrobot, maar hij gooit ook totaal anders.”

Sporter moet biomechanische oplossingen zelf vinden

Dat de ideale techniek niet bestaat, betekent niet dat er geen biomechanische wetten bestaan waaraan sporters moeten voldoen om optimaal te presteren. Maar het is wel belangrijk dat spelers hun eigen stijl vinden. Een stijl die bij hun lichaam past en die ze leert  omgaan met veranderende omstandigheden. Door variatie in oefeningen experimenteren sporters zelf en vinden oplossingen die bij hen passen. Wolfgang Schöllhorn is ervan overtuigd dat dit de beste manier is om sporters vooruit te helpen: “Ik zeg niet dat er geen biomechanische regels bestaan waaraan je als sporter zou moeten voldoen. Ik zeg wel dat je enorm voorzichtig moet zijn met het formuleren van dergelijke regels. Zelfs áls ze bestaan, dan heeft het nog weinig zin om ze aan een atleet te vertellen of op te leggen. Hij moet ze voelen. Met een variëteit aan oefeningen vindt het lichaam die regels zelf.”

Strategieën voor optimale sportprestaties

Ook methodologieën zoals impliciet leren en leren met een externe focus proberen bewegingen van sporters te verbeteren op basis van tips en technieken, bijvoorbeeld in tennis en golf maar zonder regels expliciet aan sporters op te leggen. Die aanpak werkt in talloze sporten.